28 februari 2013

iET - The Kitchen Recordings Series 2

iET is het alter ego van de Nederlandse singer-songwriter Lisa van Viegen. Na de goed ontvangen debuut EP The Kitchen Recordings Series 1, die aan het eind van 2011 verscheen, komt iET nu op de proppen met een volwaardig debuut, dat de titel The Kitchen Recordings Series 2 heeft gekregen. Het tweede deel van de Kitchen Recordings Series is een ambitieuze plaat, waarop iET samenwerkt met maar liefst acht getalenteerde zangeressen, die ik om niemand te kort te doen alle acht ga noemen: Elle, Esperanzah, Janne Schra, Lilian Hak, Mary Davis Jr., Shirma Rouse, Stevie Ann en Szjerdene. Deze zangeressen, waarvan er een aantal bekend en een aantal onbekend zullen zijn, duiken één voor één samen met iET op en het resultaat is zonder uitzondering prachtig. Met zoveel mooie stemmen op een plaat kan het al bijna niet meer mis gaan, maar de vocale kwaliteiten zijn zeker niet het enige sterke punt van The Kitchen Recordings Series 2. iET voorziet al haar songs van een stemmige en opvallende instrumentatie waarin flink wat instrumenten worden gebruikt. Omdat iET gebruik maakt van een breed palet aan akoestische instrumenten (waaronder een trompet en een contrabas) en ook de stemmen als instrument worden gebruikt, schiet haar geluid meerdere kanten op. De ene keer folky, de andere keer jazzy of soulvol, maar altijd wonderschoon en heel bijzonder. Het uitnodigen van zoveel andere zangeressen leek me op voorhand een enorm risico, maar ondanks de steeds weer anders klinkende stemmen is The Kitchen Recordings Series 2 absoluut een eenheid. iET heeft een plaat gemaakt die onmiddellijk tot de verbeelding spreekt, maar pas wanneer je de plaat een flink aantal keren hebt gehoord lijken alle fraaie details een keer aan de oppervlakte te zijn gekomen en is de plaat nog een flink stuk door gegroeid. Janne Schra, Lilian Hak en Stevie Ann kende ik al en behoren ook op deze plaat tot mijn favorieten, maar ook de andere vijf zangeressen op de plaat hebben me in positieve zin verrast. Hiernaast verdient iET zelf natuurlijk alle lof en respect voor een gedurfde plaat, die maar mooier en mooier wordt. The Kitchen Recordings Series 2 is een ideale plaat voor late avonden en zondagochtenden, maar de vooral dromerige en sfeervolle klanken doen het ook op andere momenten uitstekend. iET heeft met The Kitchen Recordings Series 2 een plaat gemaakt die als je het mij vraagt zijn gelijke niet kent. Het is een plaat die niet alleen in conceptueel opzicht, maar ook in kwalitatief opzicht heel veel indruk maakt. iET heeft hierdoor niet alleen één van de meest bijzondere platen van het moment gemaakt, maar ook één van de mooiste en beste platen van het moment. Ga dat snel horen en ga net zo genadeloos voor de bijl als ik. Erwin Zijleman



27 februari 2013

Tina Dico - Where Do You Go To Disappear?

Jaren geleden heb ik wel eens een plaat van Tina Dico gehoord (ik denk In The Red uit 2005). Het is in mijn herinnering een dromerige en introspectieve plaat die eigenlijk in niets lijkt op hetgeen dat de Deense zangeres nu op Where Do You Go To Disappear? laat horen. Tina Dico is in Denemarken al langere tijd een grote ster en ook haar nieuwe plaat is in haar vaderland buitengewoon enthousiast ontvangen. De platen waarmee ze de sterrenstatus in eigen land heeft gekregen ken ik, buiten de ene uitzondering, niet, maar Where Do You Go To Disappear? lijkt me de sleutel tot succes in de rest van de wereld. Op haar nieuwe plaat strooit Tina Dico immers driftig met heerlijke popliedjes. Het zijn  popliedjes die zich direct in het geheugen nestelen, maar het zijn ook popliedjes die de fantasie prikkelen en die ook na een aantal luisterbeurten nog interessant zijn. Op Where Do You Go To Disappear? beschikt Tina Dico over meerdere sterke wapens. Allereerst is er haar fascinerende stem. Het is een vrij donkere stem, die in mijn herinnering wat onderkoeld klonk, maar op Where Do You Go To Disappear? opeens warm en gloedvol klinkt. Gloedvol is ook het juiste woord voor de instrumentatie en productie van de plaat en voor de songs op de plaat. De instrumentatie is behoorlijk conventioneel, maar klinkt prachtig, waarbij vooral het hier en daar schitterende gitaarwerk opvalt. Ook de productie verdient wat mij betreft niets dan lof. De plaat klinkt heerlijk vol, maar geeft ook alle ruimte voor de mooie stem van Tina Dico en bevat ook verrassend veel mooie details, waaronder het Scandinavische ijslaagje dat de Scandinavische vrouwelijke singer-songwriters zo onweerstaanbaar maakt. Met Where Do You Go To Disappear? heeft Tina Dico een plaat gemaakt waarmee ze zich staande kan houden tussen de Adele’s van deze wereld, maar Where Do You Go To Disappear? is ook een plaat die, na enige gewenning, de liefhebbers  van alternatieve vrouwelijke singer-songwriters zal aanspreken. De laatste groep zal het waarschijnlijk jammer vinden dat de introverte Tina Dico uit het verleden is getransformeerd in een extraverte popprinses en dat de stevige ijslaag in haar muziek plaats heeft gemaakt voor een flinterdun laagje, maar uiteindelijk blijkt Tina Dico geen concessies gedaan te hebben wanneer het gaat om de kwaliteit van haar muziek en daar gaat het om. Ik vind Where Do You Go To Disappear? in ieder geval een bijzonder aangename verrassing. Erwin Zijleman



26 februari 2013

Jamie Lidell - Jamie Lidell

Jamie Lidell debuteerde in 2000 met een plaat die vooral elektronische dansmuziek bevatte (Muddlin' Gear), maar schoof op de platen die volgden steeds meer op in de richting van de vintage soul en neo-soul. Op zijn nieuwe plaat, die voor de afwisseling eens geen titel heeft gekregen, maakt Jamie Lidell een nieuwe start en combineert hij de elektronica van zijn eerste platen met de enorme dosis soul van zijn latere platen. Jamie Lidell was op zijn laatste paar platen vooral zanger, maar op de nieuwe plaat is ook de producer in Jamie Lidell weer helemaal wakker geworden. Jamie Lidell is een zwaar geproduceerde plaat met een stevig aangezet elektronisch geluid, maar het is een geluid dat uitstekend past bij de geweldige soulstem van de Brit. Jamie Lidell bleek op zijn laatste platen een meester in het maken van ouderwets klinkende soul, maar duwt deze oude soul nu op indrukwekkende wijze in een nieuwe richting. Ik ben persoonlijk niet zo’n liefhebber van elektronische muziek, maar het experimentele geluid op de nieuwe plaat van Jamie Lidell houdt ook mij op het puntje van mijn stoel. De eerste tracks op de plaat doen me op één of andere manier vooral aan Stevie Wonder denken, maar dan wel Stevie Wonder in een elektronisch landschap waarin deze grootheid zelf nooit vertoefde. Wanneer de vergelijking met Stevie Wonder langzaam wegebt, dringt de vergelijking met Prince zich op, maar wederom slaagt Jamie Lidell er in om deze invloeden op geheel eigen wijze te verwerken. De combinatie van oude soul en funk (denk naast Prince ook zeker aan Funkadelic en de andere projecten van George Clinton) en moderne elektronica is een bijzondere combinatie, maar desondanks hoef je niet lang te wennen aan het nieuwe geluid van Jamie Lidell. De nieuwe plaat van Jamie Lidell is direct een feestje en het is een feestje dat alleen maar leuker en broeieriger wordt. Op het in 2010 verschenen Compass flirtte Jamie Lidell nog erg opzichtig met een mainstream geluid. Dat leverde dankzij de man’s geweldige strot een aardige plaat op, maar de nieuwe plaat van Jamie Lidell is vele malen interessanter en beter. Jamie Lidell begon ooit als innovator, werd vervolgens een groot soulzanger is nu opeens een groot soulzanger en een innovator. De nieuwe plaat van de Brit verdient dan ook aandacht binnen en buiten de genres waarbinnen Jamie Lidell op deze plaat vertoeft. Erwin Zijleman


25 februari 2013

Unknown Mortal Orchestra - II

II van Unknown Mortal Orchestra is de afgelopen weken met zulke uiteenlopende dingen vergeleken, dat ik me op voorhand geen enkele voorstelling kon maken bij de muziek van de band uit Portland, Oregon. Ik moest bij de eerste track zelf vooral aan het psychedelische werk van The Beatles denken, maar in de volgende track waren het opeens The Zombies, hierna werd het opeens Sly & The Family Stone, om vervolgens via Jimi Hendrix bij The Soft Machine uit te komen. Hierna was ik het spoor bijster of lag ik uitgeteld in de hoek. Wanneer je II van Unknown Mortal Orchestra wilt vergelijken met het werk van anderen is het een buitengewoon vermoeiende plaat, want steeds als je het denkt te weten duikt er weer andere vergelijkingsmateriaal op. Je kunt de muziek van de band rond de Nieuw Zeelander Ruban Nielson daarom maar beter als een op zichzelf staande cd beluisteren, of als een mix van alles wat in de 60s ook maar enigszins raakte aan psychedelica. Vervolgens valt er op de tweede plaat van Unknown Mortal Orchestra heel wat te genieten. 60s psychedelica vormt het belangrijkste ingrediënt van de muziek op II, maar deze komt steeds in een net wat andere gedaante tot je. De ene keer met een snufje lo-fi, de volgende keer vermengd met pure pop, dan weer aangelengd met funk, rock of zelfs free jazz. II klinkt op het eerste gehoor als een plaat die ook 45 jaar geleden gemaakt had kunnen worden, maar als je goed luistert hoor je toch ook een heleboel dingen die men 45 jaar geleden niet zo snel zou hebben bedacht, zeker niet in combinatie met elkaar, of die nog niet waren uitgevonden (als pure lo-fi en voorzichtige hiphop ritmes). Ik merk dat ik zo langzamerhand verzadigd begin te raken wanneer het gaat om bands die nadrukkelijk teruggrijpen op 60s psychedelica (want het zijn er op het moment wel erg veel), maar dit geldt zeker niet voor II van Unknown Mortal Orchestra, dat zowel qua variatie als qua sterke punten (met name het geweldige gitaarspel en het intieme geluid) de moordende concurrentie in het genre een aantal stappen voor is. Buitengewoon fascinerende plaat. Erwin Zijleman



24 februari 2013

The Lumineers - The Lumineers

Vorige week kwam ik tijdens het zappen toevallig terecht bij de show rond de uitreiking van de Grammys. Toen ik na een paar minuten verveeld weg wilde zappen, kwamen The Lumineers op het podium. Ik heb een aantal minuten met open mond gekeken en vervolgens was ik om. Het vorig jaar verschenen titelloze debuut van de band uit Denver, Colorado, kwam onmiddellijk van de stapel en is vervolgens niet meer uit de cd speler van mijn auto gekomen. The Lumineers maken op hun debuut opzwepende akoestische folkpop die is gegoten in buitengewoon aanstekelijke songs. De instrumentatie op de plaat is behoorlijk traditioneel en wordt gecombineerd met werkelijk fantastische zang. Op het eerste gehoor doet het wel wat denken aan de muziek van Mumford & Sons, maar uiteindelijk hoor ik toch vooral verschillen. Alle songs op het debuut van The Lumineers zijn samengesteld uit dezelfde bouwstenen. De basis bestaat uit ingetogen akoestische klanken waarin afwisselend gitaren, banjo’s, violen, cello’s en piano’s opduiken. De akoestische basis wordt in veel songs voorzien van een wat minder ingetogen percussie, hier en daar aangevuld met handgeklap. Deze enerverende instrumentatie wordt vervolgens gecombineerd met de prachtige vocalen van de zanger van de band, die hier en daar wordt ondersteund door zijn twee mede bandgenoten. Het bovenstaande is al genoeg voor een opvallende plaat, maar The Lumineers vallen wat mij betreft pas echt op door hun geweldige songs. Het zijn aan de ene kant songs vol humor, maar ook het leed wordt niet geschuwd, waardoor het debuut van The Lumineers je heen en weer slingert tussen zeer uiteenlopende emoties. Vooral vanwege de vocalen ligt de vergelijking met Mumford & Sons wel wat voor de hand, maar in muzikaal opzicht tappen beide bands toch uit andere vaatjes. Amerikaanse folk vormt de basis van de muziek van The Lumineers en deze wordt afwisselend op traditionele en moderne wijze ingezet. Het zijn bij eerste beluistering vooral de vrolijke uptempo songs die je hart weten te winnen, maar na enige gewenning hebben ook de uiterst ingetogen en over het algemeen melancholische songs flink wat impact en juist in deze songs valt op hoe mooi de zang op de plaat is. Het debuut van The Lumineers schaar ik inmiddels onder de betere platen van 2012. Een ieder die de plaat net als ik vorig jaar gemist heeft, adviseer ik dan ook dringend om er nog eens naar te luisteren. Grote kans dat The Lumineers ook jou weten te verleiden. Erwin Zijleman



23 februari 2013

Amanda Pearcy - Royal Street

In mijn zoektocht naar wat minder bekend Amerikaans rootstalent ben ik deze week terecht gekomen in Austin, Texas. De Amerikaanse singer-songwriter Amanda Pearcy groeide op in het net wat zuidelijker gelegen Houston, maar opereert inmiddels al weer geruime tijd vanuit de Texaanse muziekstad nummer 1. Haar tweede plaat Royal Street (haar debuut Waitin’ On Sunday stamt uit 2009) kwam er niet zonder slag of stoot, maar blijkt het wachten meer dan waard. Direct bij eerste beluistering van Royal Street valt de krachtige stem van Amanda Pearcy op. Het is een stem die zich niet makkelijk laat vergelijken met die van collega’s in het genre, maar het is ook een stem die in meerdere genres uit de voeten kan en vrij makkelijk voor kippenvel zorgt. Het heeft Amanda Pearcy de nodige moeite gekost om Royal Street van de grond te krijgen, met name door het ontbreken van financiële middelen, maar uiteindelijk heeft ze een plaat gemaakt die niet onder doet voor de peperdure producties in het genre. Royal Street werd geproduceerd door Tim Lorsch, die in het verleden onder andere werkte met Kris Kristofferson, Mary Gauthier, Allison Moorer, Townes Van Zandt, Lucinda Williams en Sam Baker. De ouwe rot in het vak heeft gezorgd voor een prachtig klinkende plaat en wist bovendien een stel gelouterde sessiemuzikanten de studio in te lokken. De instrumentatie op Royal Street is veelkleurig en stemmig, maar ook verrassend sober. De stem van Amanda Pearcy domineert in de mix en dat is wat mij betreft een verstandig besluit. Amanda Pearcy beschikt over een stem die al voor kippenvel zorgt wanneer ze het weerbericht of de verkeersinformatie voorleest, maar raakt je diep in het hart wanneer ze haar indringende verhalen vertelt. Amanda Pearcy had geen makkelijke jeugd in het diepe zuiden van de Verenigde Staten en kreeg ook op latere leeftijd te maken met het nodige persoonlijke leed. Dit leed kleurt haar songs en geeft deze songs een enorme dosis intensiteit en doorleving. Royal Street is een traditioneel klinkende plaat, maar het is wel een hele veelzijdige plaat. Invloeden uit de country en folk domineren op de plaat, maar Amanda Pearcy laat zich ook beïnvloeden door alle muziek uit het zuiden van de Verenigde Staten die ze tijdens haar jeugd voorbij hoorde komen, variërend van blues tot invloeden uit de gospel en Mexicaanse muziek. Al het bovenstaande is meer dan voldoende om een plaat met een gouden randje te maken, maar Amanda Pearcy excelleert op Royal Street ook nog eens als songwriter. Het is veelzeggend dat het door Mick Jagger en Keith Richards geschreven No Expectations niet boven de andere songs op de plaat uit stijgt. Amanda Pearcy schrijft prachtige persoonlijke en indringende songs en vertolkt ze stuk voor stuk met hart en ziel. Ik verbaas me iedere week weer over de prachtige platen die worden gemaakt in dit genre, maar Royal Street van Amanda Pearcy is zo’n zeldzame plaat die je na eerste beluistering nooit meer los wilt laten. Amanda Pearcy heeft met Royal Street een bescheiden parel in het genre gemaakt. Mis hem niet. Erwin Zijleman

Royal Street van Amanda Pearcy ligt niet in Nederland in de winkel, maar is onder andere verkrijgbaar via cdbaby (http://www.cdbaby.com/cd/amandapearcy2)

22 februari 2013

Palma Violets - 180

John Landau zag als muziekjournalist eens een jonge Bruce Springsteen spelen en schreef vervolgen dat hij de toekomst van de rock 'n roll had gezien. Wat John Landau één keer overkwam, overkomt de gemiddelde Britse muziekjournalist minstens één a twee keer per jaar. Keer op keer heeft de Britse muziekpers de volgende grote Britse band gezien, maar helaas zit er vrijwel nooit meer een band tussen die zich uiteindelijk kan scharen onder de grote namen uit het verleden. Ook de afgelopen maanden draait de Britse hypemachine op volle toeren en dit keer moet Palma Violets uit Londen de toekomst van de Britse rockmuziek veilig gaan stellen. De Britse muziekpers baseerde de grootse voorspellingen tot dusver op één prima single, maar inmiddels ligt ook het debuut van de band in de winkel. Ik begon met een gezonde dosis scepsis aan de beluistering van 180, maar moet inmiddels toegeven dat de plaat behoorlijk veel indruk heeft gemaakt. Dat betekent natuurlijk niet dat 180 zich kan meten met de beste platen van de grote bands uit de geschiedenis van de Britse rockmuziek (denk aan het rijtje, The Beatles, The Stones, The Kinks, The Who, The Clash, The Jam en vooruit The Libertines). 180 is een debuut van een stel jonge honden en dat hoor je. Het niveau op 180 is niet constant en zo nu en dan rammelt het allemaal net wat teveel, maar het debuut van Palma Violets is ook een plaat die overloopt van belofte. In muzikaal opzicht is Palma Violets niet zo heel ver verwijderd van de muziek van The Libertines, al is de invloed van de garagerock uit de 60s en de invloed van de grote Britse bands uit deze periode op 180 groter dan op de platen van The Libertines. Palma Violet maakt op haar debuut lekkere rauwe gitaarrock met een psychedelisch randje die is verpakt in aanstekelijke songs. De meeste songs op de plaat blijven na één keer hangen, waardoor beluistering van 180 een steeds aangenamere ervaring wordt. Palma Violets vertrouwt niet alleen op de gitaren en gooit er af en toe ook een heerlijk zeurend orgeltje tegenaan dat herinneringen oproept aan de muziek van The Inspiral Carpets. 180 laat zich hierdoor beluisteren als een roller coaster ride langs de geschiedenis van de Britse rockmuziek. Het is een ritje dat niet over de hele linie comfortabel is, maar uiteindelijk is het oordeel positief. Palma Violets laat op 180 horen dat de leden van de band hun klassiekers kennen, maar ze doen vervolgens hun eigen ding met alle invloeden uit dit rijke verleden. 180 is geen klassieker in de dop, maar is wel een plaat die het maken van klassiekers in de toekomst mogelijk maakt. Of Palma Violets de toekomst van de Britse rockmuziek is zal de tijd moeten leren, maar op basis van de kwaliteit van 180 acht ik de band uit Londen zeker niet kansloos. Erwin Zijleman

 

21 februari 2013

Ducktails - The Flower Lane

Ducktails (geestige naam) was tot dusver niet veel meer dan een hobbyproject van Matthew Mondanile, die we vooral kennen van de Amerikaanse band Real Estate (die met Real Estate en Days twee jaarlijstjesplaten maakte). Het leverde een aantal aardige platen op met ruimte voor experiment en rammelpop, maar persoonlijk kon ik er eerlijk gezegd niet zo heel veel mee. Op The Flower Lane kruipt Ducktails wat dichter naar Real Estate toe en klinkt de band rond Matthew Mondanile opeens een flink stuk toegankelijker. The Flower Lane is een lekker in het gehoor liggende plaat met popliedjes die wel wat aan Real Estate doen denken, maar dat is zeker niet de enige naam die bij me op komt bij beluistering van The Flower Lane. Ik moest bij beluistering van de nieuwe plaat van Ducktails afwisselend denken aan 80s bands als Prefab Sprout, Aztec Camera, The Go-Betweens en Orange Juice, maar The Flower Lane heeft ook het 70s geluid dat Destroyer zo bijzonder exploiteerde op het onderschatte Kaputt. The Flower Lane verschijnt in de winter, maar is wat mij betreft een echte zomerplaat. De popliedjes van Ducktails klinken warm en zonnig en gaan het vast uitstekend doen op broeierige zomeravonden. Zeker vergeleken met de vorige platen van Ducktails klinkt het allemaal erg vol, mooi geproduceerd en heerlijk dromerig. Bij invloeden uit de 70s en 80s pop ligt de kitsch op de loer, maar wat mij betreft blijk Ducktails met gemak aan de goede kant van de streep. The Flower Lane is een plaat die vol staat met mooie en verleidelijke popliedjes, de ene keer wat meer psychedelisch, de volgende keer voorzichtig funky. Het zijn popliedjes die je al een aantal decennia lijkt te kennen, maar de muziek van Ducktails is niet alleen maar nostalgisch. Zeker in de tracks waarin Ducktails net wat meer tijd neemt, is er nog altijd ruimte voor eigentijds experiment, al is dit niet meer zo tegendraads als we dat van de band kennen, maar is het keurig ingepast in de zo zonnige klanken die Ducktails heeft omarmd. Ik vond The Flower Lane direct een verrassend aangename plaat, maar net als bij het eerder genoemde Kaputt van Destroyer had ik nog wel wat twijfels over de houdbaarheid van de plaat. Deze zijn inmiddels wel weggenomen. Iedere keer als ik de funky gitaren, de heldere synths en de heerlijke saxofonen voorbij hoor komen is het, midden in de winter, steeds weer even zomer. Ducktails was tot dusver niet veel meer dan een uitstapje naast het veel belangrijkere werk van Real Estate, maar na The Flower Lane is het op zijn minst een aardig alternatief voor de platen van Real Estate. Ook toe aan een portie zonnestralen? Probeer The Flower Lane van Ducktails eens. Erwin Zijleman



20 februari 2013

Gary Clark Jr. - Blak And Blu

De Amerikaanse muzikant Gary Clark Jr. is de afgelopen weken vergeleken met flink wat grote muzikanten uit de geschiedenis van de popmuziek en is zelfs al de nieuwe Jimi Hendrix genoemd. Het is opvallend dat de muziek van de muzikant uit Austin, Texas, opeens zo warm wordt onthaald, want Gary Clark Jr. draait volgens mij al een tijdje mee en maakte de afgelopen acht jaar een aantal nauwelijks opgemerkte platen. Is er hier sprake van een hype of stijgt Gary Clark Jr. opeens boven zichzelf uit? Ik ga voorlopig uit van het laatste. Het onlangs verschenen Blak And Blu is immers een bijzonder sterke plaat die alle aandacht verdient. Dat de plaat de vergelijking met Jimi Hendrix oproept is niet zo gek. Er zijn immers niet veel zwarte artiesten die zich wagen aan bij vlagen behoorlijk stevige bluesy rockmuziek met uit de speakers spetterend gitaarwerk. Toch gaat deze vergelijking me persoonlijk wat te ver. Gary Clark Jr. laat zich in een aantal tracks beïnvloeden door het werk van Jimi Hendrix, maar in tegenstelling tot één van de beste gitaristen aller tijden, kleurt hij vooral binnen de lijntjes. Gary Clark Jr. treedt met Blak and Blu eerder in de voetsporen van de legendarische Stevie Ray Vaughan; ook geen vergelijking om je voor te schamen overigens. Gary Clark Jr. blijft op Blak And Blu gelukkig niet steken bij de muziek van zijn held Stevie Ray Vaughan en wisselt de wat stevigere rocksongs af met songs die meer in het hokje soul of zelfs in het hokje hiphop passen. Persoonlijk heb ik een duidelijke voorkeur voor de wat stevigere songs op de plaat, maar tegelijkertijd vrees ik dat dertien van deze songs wat veel van het goede zou zijn geweest. Gary Clark Jr. laat op Blak And Blue horen dat hij een voortreffelijk gitarist is, maar hij overtuigt minstens evenveel als zanger en songwriter. Black And Blu laat zich uiteindelijk niet alleen vergelijken met de platen van Jimi Hendrix en Stevie Ray Vaughan, maar schuurt ook langs het werk van Lenny Kravitz, Prince, Marvin Gaye en zelfs The Black Keys en uit een wat verder verleden Steve Miller. De plaat valt niet alleen door sterke songs, prima vocalen en spetterend gitaarwerk, maar ook door het prachtige volle geluid waarvoor topproducers Mike Elizondo en Rob Cavallo hebben getekend. Ik geef eerlijk toe dat ik door alle loftuitingen aan het adres van Gary Clark Jr. in eerste instantie wat sceptisch was, maar het energieke en enerverende Blak And Blu heeft me uiteindelijk snel weten te overtuigen. Blak and Blu is zeker geen vernieuwende plaat, maar is wel net als de platen van bijvoorbeeld Prince een plaat waarop zeer uiteenlopende invloeden uit de zwarte muziek een plekje hebben gekregen. Omdat het niveau over de hele linie bijzonder hoog ligt is Blak And Blu dan ook zeker een krent uit de pop. Erwin Zijleman



19 februari 2013

Trixie Whitley - Fourth Corner

Trixie Whitley is de dochter van de veel te vroeg overleden Amerikaanse singer-songwriter Chris Whitley (zijn debuut Living With The Law uit 1991 mag inmiddels een klassieker worden genoemd), maar groeide voor een belangrijk deel zonder haar vader op in België. Toen Trixie Whitley na het overlijden van haar vader koos voor een carrière in de muziek, kon ze rekenen op de vele muzikale vrienden van haar vader. Trixie Whitley werd na het opnemen van een veelbelovende EP (geproduceerd door Me'Shell Ndegéocello) ingelijfd door de supergroep Black Dub, die naast Trixie Whitley bestond uit Daniel Lanois, Brian Blade en Daryl Johnson. Het debuut van de band viel uiteindelijk toch wat tegen, maar het zette Trixie Whitley op de kaart als een zangeres om rekening mee te houden. Allmusic.com sloot haar recensie van het debuut van Black Dub dan ook treffend af met de zinnen: "Still, for a debut, Black Dub is compelling; it gives up its secrets only with repeated listening. There is plenty to move forward with, and hopefully, the band's next project builds upon all that's right here. Suggestion: more Trixie next time!". Dat meer is nu beschikbaar. Niet in de vorm van een nieuwe plaat van Black Dub, maar in de vorm van de eerste soloplaat van Trixie Whitley, Fourth Corner. Op Fourth Corner werkt Trixie Whitley samen met Thomas Bartlett, die we kennen als de muzikant Doveman en als producer van onder andere Hannah Cohen, Julia Stone, Glen Hansard en The National. Ik moet eerlijk zegge dat het een plaat is die niet onmiddellijk een onuitwisbare indruk maakt. In eerste instantie vond ik de plaat in vocaal opzicht geweldig, maar in muzikaal opzicht nogal rommelig en niet altijd even overtuigend. Dat Trixie Whitley kan zingen is vanaf de eerste noten duidelijk. Fourth Corner laat een rauw en lekker soulvol geluid horen dat veel meer levenservaring suggereert dan de 25 jaar die Trixie Whitley jong is. De songs die met name putten uit de archieven van de soul, blues, rock en jazz overtuigen in eerste minder en hetzelfde geldt voor het nogal bedompte en staccato geluid op de plaat. Het geluid is nogal zwaar aangezet en bevat flink wat ruimte voor stevig gitaarwerk en dat past niet direct bij de songs op de plaat. Ik was daarom na eerste beluistering licht teleurgesteld in de eerste soloplaat van Trixie Whitley, maar het is er een die langzaam maar zeker beter wordt. Wanneer je eenmaal gewend bent geraakt aan het zware en wat bedompte geluid, valt dit langzaam maar zeker op zijn plaats en ook de op het eerste gehoor wat rommelige songs van Trixie Whitley krijgen steeds meer structuur. Uiteindelijk krijg je steeds meer respect voor de redelijk onconventionele plaat die Trixie Whitley heeft gemaakt. Ze had met haar stem ook in de voetsporen van Amy Winehouse kunnen treden, maar kiest voor een eigenzinnig geluid waar haar vader trots op zou zijn geweest. Ik had Fourth Corner een week niet gehoord toen ik aan deze recensie begon en kwam er tijdens het schrijven achter dat ik de plaat steeds beter begin te vinden. Misschien had ik nog een weekje langer moeten wachten voor een volledig positieve recensie, maar de worsteling die ik heb ervaren met deze plaat zegt misschien ook wel iets over de worsteling van Trixie Whitley. Het is een worsteling die een gedurfde plaat oplevert die voorlopig nog wel even doorgroeit, maar nu al een hele dikke voldoende scoort. Erwin Zijleman



18 februari 2013

Nick Cave & The Bad Seeds - Push The Sky Away

Push The Sky Away is de eerste plaat van Nick Cave & The Bad Seeds sinds het al weer bijna vijf jaar oude Dig, Lazarus, Dig!!!. Desondanks viel er voor de liefhebber van de muziek van de Australiër de afgelopen jaren voldoende te genieten. Naast een aantal fraaie reissues en een uit drie cd’s bestaand pakket met B-kantjes en rariteiten, verscheen de tweede cd van Grinderman en een met Warren Ellis gemaakte filmsoundtrack. Zowel op Dig, Lazarus, Dig!!! als op de tweede cd van Grinderman trok Nick Cave stevig van leer, maar Push The Sky Away is een oase van rust. Dat heeft voor een deel te maken met het vertrek van Mick Harvey uit The Bad Seeds. De overstuurde gitaren zijn door dit vertrek vrijwel verdwenen uit het geluid van The Bad Seeds en deze leegte is op Push The Sky Away maar zeer ten dele ingevuld. Keyboards en piano, diepe bassen en de viool van Warren Ellis bepalen het geluid op de plaat, die qua stijl dicht tegen het werk van Leonard Cohen of een band als Tindersticks aanschurkt. Dat ik de plaat ook wel wat vind lijken op de muziek die Bryan Ferry solo en met Roxy Music maakte moet misschien niet al te serieus genomen worden (maar ik hoor zelf het steeds duidelijker, met hier en daar nog een vleugje Bowie ook). Met name door de stem blijft het typische Nick Cave geluid echter wel behouden. Ook voor Push The Sky Away schreef Nick Cave zijn teksten weer op bijna ambachtelijke wijze en dit levert een aantal boeiende verhalen op, waarin Nick Cave net zo makkelijk filosofeert over Wikipedia of fantaseert over Miley Cyrus. Push The Sky Away is op zich geen hele zware plaat, maar het is wel een plaat die zich voor een belangrijk deel in het donker afspeelt, zeker wanneer The Bad Seeds een stemmig of zelfs dreigend geluid neerzetten. Wanneer ik de plaat moet vergeleken met een andere plaat uit het inmiddels redelijk omvangrijke oeuvre van Nick Cave, kom ik met name bij het ook vrij ingetogen The Boatman’s Call uit, maar helemaal vergelijkbaar zijn de platen niet. Push The Sky Away is voor Nick Cave begrippen een behoorlijk toegankelijke plaat. Het is bovendien een plaat die zijn geheimen vrij makkelijk lijkt prijs te geven, maar dat valt in de praktijk toch tegen. Ik vond Push The Sky Away in eerste instantie een mooie maar geen hele bijzondere plaat, maar inmiddels telt de plaat toch steeds meer tracks die in de buitencategorie vallen. Push The Sky Away is voor Nick Cave begrippen nogal netjes geproduceerd en gearrangeerd en persoonlijk vind ik dit wel bij hem passen. Een ieder die Nick Cave bij voorkeur wat minder ingetogen aan het werk hoort, zal mogelijk wat teleurgesteld zijn door de nieuwe plaat, maar muziekliefhebbers die zijn muziek tot dusver wat te rauw vonden kunnen er waarschijnlijk uitstekend mee uit de voeten. Mijn dringende advies: oordeel vooral niet te snel; Push The Sky Away wordt na de eerste luisterbeurten immers alleen maar mooier en schaart zich al snel onder de meest indrukwekkende releases van het moment. Erwin Zijleman



17 februari 2013

The Pignose Willy's - Who Do You Love

Duo’s die een mix van rauwe blues en garagerock spelen zijn er inmiddels in vele soorten en maten. Je moet dus van goeden huize komen om nog op te vallen tussen al het bluesgeweld. The Pignose Willy’s uit Haarlem komen van goeden huize, want het debuut van het tweetal, Who Do You Love, grijpt je bij de strot en laat niet meer los. Net als bij een goed gerecht is het aantal ingrediënten beperkt: eenvoudige drumpartijen, een scheurende mondharmonica, een gierende gitaar en vervormde vocalen. Meer heb je niet nodig voor een portie rauwe en smerige garage-blues. Het is een recept dat al talloze malen is gebruikt en de basis vormt voor meerdere klassiekers in de platenkast, maar desondanks is het debuut van het duo uit Haarlem voor iedereen met een kloppend muziekhart nagenoeg onweerstaanbaar. The Pignose Willy’s bestaat uit Joost Varkevisser en Pieter Kamp; beiden ook bekend van de band Pussycat Kill Kill Kill. De muzikanten uit Haarlem openen Who Do You Love met het gaspedaal helemaal open en blijven vrijwel de gehele plaat gas geven. Dat ze het ook kunnen met een minder hard rokende uitlaat, bewijzen ze in het meer ingetogen Fuzzbone Slim, al giert ook deze track heel even uit de bocht. Rauwe garage-blues is muziek die makkelijk overtuigt, maar het gevaar van eenvormigheid ligt vaak op de loer. The Pignose Willy’s weten dit gevaar uitstekend te omzeilen. Hoewel vrijwel alle songs op Who Do You Love uit hetzelfde vaatje tappen, klinkt de plaat verrassend afwisselend. Zowel in de gitaarpartijen als in het mondharmonicaspel en de zang wordt flink gevarieerd, waardoor je niet het idee hebt dat je naar meerdere variaties op hetzelfde thema zit te luisteren. The Pignose Willy’s eren op Who Do You Love uiteraard de oude blueshelden, maar sluiten ook aan op de muziek van onder andere The Jon Spencer Blues Explosion, de fameuze Red Devils en rauwe bluesbands van recentere datum. Ze doen dit op een manier die recht doet aan de rijke traditie van het genre, maar ondertussen klinkt het allemaal ook heerlijk eigentijds. Er zijn zoals aan het begin van deze recensie gezegd heel veel duo’s die dit soort rauwe bluesmuziek maken, maar zo rauw, meedogenloos en onweerstaanbaar als The Pignose Willy’s hoor je ze maar zelden. Ik kan er nog flink wat superlatieven aan toevoegen, maar uiteindelijk is dit muziek die je moet voelen. Doen! Erwin Zijleman



16 februari 2013

TMGS - Rivers & Coastlines: the Ride

Voor het minder bekende rootstalent in de zaterdageditie van de krenten uit de pop, zocht ik de afgelopen weken afwisselend in uithoeken van Canada en de Verenigde Staten. Dat dit talent ook veel dichter bij huis is te vinden, bewijst het uit het Belgische Kalmthout afkomstige TMGS, dat met Rivers & Coastlines: The Ride een buitengewoon knappe plaat heeft afgeleverd. TMGS is de opvallende naam van een band die een paar jaar geleden nog als The Moe Green Specials door het leven ging. The Moe Green Specials verrasten een aantal keren met een mix van surfrock en de soundtracks bij spaghetti westerns, maar wisten het grote publiek nooit te bereiken. TMGS maakt op Rivers & Coastlines een mix van alt-country, countryrock en frisse gitaarpop, die als je het mij vraagt wel klaar is voor een groot publiek. Ik moet zeggen dat de nieuwe richting me wel bevalt, al is het maar omdat TMGS het onderscheidend vermogen van de vorige gedaante van de band heeft behouden. Rivers & Coastlines is in de Vlaamse pers al vergeleken met The Jayhawks en Wilco in haar vroegere jaren. Dat is fraai vergelijkingsmateriaal, maar het vertelt maar een deel van het verhaal. Net als The Jayhawks en het vroege Wilco maakt TMGS lekker in het gehoor liggende alt-country die de zon doet schijnen, maar de band voegt hier op fraaie wijze zeer uiteenlopende invloeden aan toe. In veel songs op Rivers & Coastlines gaat TMGS wat verder terug in het verleden dan met name The Jayhawks. Deze songs herinneren aan The Byrds, The Beach Boys, Gram Parsons en door de fraaie harmonieën zelfs aan The Everly Brothers. De muziek van TMGS laat zich echter niet alleen beïnvloeden door de klassiekers uit het verleden, maar staat ook op bijzondere wijze in het heden. Hoewel de predicaten alt-country en countryrock voor een belangrijk deel van toepassing zijn op de muziek van TMGS, verwerkt de band ook invloeden uit de hedendaagse gitaarpop en de neo-psychedelica en is het bovendien niet vies van Mexicaanse Mariachi trompetten. Een uiterst subtiel vleugje 70s rock en new wave maken het af. Rivers & Coastlines heeft door de mooie gitaarlijnen en de psychedelische sfeer ook wel wat van bands als Band Of Horses of Mercury Rev en begeeft zich door de trompetten op het terrein van Calexico. Voor alle vergelijkingen geldt echter dat ze uiteindelijk niet zo heel lang stand houden. TMGS is op Rivers & Coastlines: The Ride uiteindelijk vooral zichzelf. Ik was na één keer horen verliefd op deze plaat en bij herhaalde beluistering is de liefde alleen maar sterker geworden. Waar veel bands in dit genre niet graag van de gebaande paden afstappen, laat TMGS horen wat er gebeurt wanneer je dit wel doet. Ga Rivers & Coastlines snel beluisteren. Grote kans dat de muzikale vlinders ook bij jou gaan kriebelen. Erwin Zijleman


Rivers & Coastlines: The Ride van TMGS is met een beetje geluk te vinden in de platenzaak. Mooi alternatief is de bandcamp pagina van de band (http://tmgs.bandcamp.com).





15 februari 2013

Herrek - Waktu Dulu

Het Nederlandse label Snowstar Records bracht de afgelopen jaren een indrukwekkende reeks prachtplaten uit. Na de releases van onder andere I Am Oak, Lost Bear, LUIK en Kim Janssen, komt het label nu op de proppen met Waktu Dulu van Herrek. Het is een plaat die uitstekend past in het bovenstaande rijtje, want ook de muziek van Herrek is van een bijna onwerkelijke schoonheid en moet het, net zoals alle hierboven genoemde platen, vooral hebben van sfeer en intimiteit. Herrek is het alter ego van Gerrit van der Scheer, een vanuit Rotterdam opererende muzikant die als kind van zendelingen opgroeide in een piepklein dorpje in de Indonesische provincie Papua; ver van de moderne wereld waarin Waktu Dulu wordt uitgebracht. De lokale bevolking kon destijds niet veel maken van Gerrit en verbasterde het daarom tot Herrek. Waktu Dulu is Herrek’s eerbetoon aan de unieke wereld waarin hij opgroeide en het is een prachtig eerbetoon geworden. Herrek bezingt op zijn debuut een bijzondere wereld en dat kan alleen maar met bijzondere muziek. Waktu Dulu is een atmosferisch klinkende plaat die ver is verwijderd van de gejaagde wereld waarin wij hier leven. De plaat ademt rust uit en is op een aangename manier zweverig. De krekels waarmee de plaat opent verhuizen de gedachten onmiddellijk van de koude Nederlandse winter naar het tropische Indonesië en nemen je mee terug naar de jeugd van Gerrit van der Scheer. Waktu Dulu is een plaat met niet zo makkelijk te doorgronden songs, maar het zijn songs die makkelijk betoveren. In muzikaal opzicht doet het me wel wat denken aan de briljante platen die Peter Gabriel aan het eind van de jaren 70 en het begin van de jaren 80 maakte en een groter compliment kan ik een plaat nauwelijks geven. Waktu Dulu heeft ook wel wat van de meer ingetogen momenten van Elbow, al ontleende die band natuurlijk ook een belangrijk deel van haar inspiratie aan de eerste vier platen van Peter Gabriel. Herrek kiest op Waktu Dulu voor atmosferisch klinkende geluidstapijten en voorziet deze vervolgens van spannende accenten. Dat zijn de ene keer op bijzondere wijze opgenomen vocalen of bijzondere geluiden, de andere keer stekelige gitaarloopjes of stuwende ritmes. Zo af en toe komt alles samen, maar over het algemeen genomen is Waktu Dulu een ingetogen plaat. Hoewel het zeker geen makkelijke plaat is, was ik direct overtuigd van de kwaliteiten van het debuut van Herrek. Deze overtuiging is inmiddels omgeslagen in diepe bewondering. Herrek maakt muziek met een unieke sfeer, maar Waktu Dulu gaat veel verder dan de buitengewoon sfeervolle laag die als eerste opvalt bij beluistering van de plaat. Zeker wanneer je de plaat met de koptelefoon beluistert, valt op uit hoeveel lagen de muziek van Herrek bestaat en hoe knap het allemaal in elkaar is geknutseld. Bij een plaat als deze liggen gekunsteldheid en een overdaad aan pretenties als serieuze gevaren op de loer, maar Herrek wendt deze gevaren op trefzekere wijze af en verrast met songs die je ondanks hun complexe structuren meedogenloos weten te grijpen. Ik heb de plaat inmiddels al een week of zes in huis en al vele malen gehoord, maar toch hoor ik steeds weer nieuwe dingen. Belangrijker nog is het feit dat het debuut van Herrek me nog steeds weet mee te slepen naar werelden die ik maar ten dele ken en keer op keer is het een prachtige reis. Met Waktu Dulu van Herrek voegt Snowstar Records het zoveelste kroonjuweel aan haar indrukwekkende oeuvre toe en levert het bovendien een plaat af die uiteindelijk gaat behoren tot de hoogtepunten van 2013. Erwin Zijleman






14 februari 2013

Matt Costa - Matt Costa

De Amerikaan Matt Costa droomde lange tijd van een carrière als professioneel surfer, maar een ernstig auto-ongeluk maakte in één klap een eind aan deze droom. Matt Costa richtte zich vervolgens op de muziek en vond al snel onderdak bij het label van collega surfer Jack Johnson. De afgelopen zeven jaar maakte Matt Costa drie platen (Songs We Sing uit 2006, Unfamiliar Faces uit 2007 en Mobile Chateau uit 2010) en het zijn als je het mij vraagt drie bescheiden meesterwerken vol tijdloze popmuziek. Mijn verwachtingen met betrekking tot de titelloze vierde plaat van de singer-songwriter uit Huntington Beach, California, waren dan ook hooggespannen en wederom heeft Matt Costa me niet teleurgesteld. De vorige drie platen van de Amerikaan werden nogal lauwtjes ontvangen en dat zal voor deze vierde plaat niet anders zijn, maar iedereen die de platen wel heeft opgepikt had tot voor kort drie en inmiddels vier prachtplaten in zijn of haar bezit. Matt Costa liet zich op al zijn vorige platen stevig beïnvloeden door muziek uit een ver verleden en dat is dit keer niet anders. Waar op Mobile Chateau de 60s en 80s domineerden, haalt Matt Costa dit keer zijn inspiratie vooral uit de jaren 70 en dan met name uit de singer-songwriter muziek en de soft-rock uit dit decennium. Op zijn titelloze vierde plaat grossiert Matt Costa in opgewekte en nagenoeg perfecte popliedjes. Het zijn popliedjes die je voor je gevoel al 1000 keer gehoord hebt en die je dan ook na één keer mee kunt zingen. Matt Costa is niet de enige singer-songwriter die over deze gave beschikt, maar ik ken er niet veel die inmiddels vier platen zonder ook maar een enkele misser op hun naam hebben staan. Helemaal blijven steken in de jaren doet Matt Costa overigens niet, want net als je denkt dat hij de Bay City Rollers van stal gaat halen, verrast hij met een song waarop Pulp’s Jarvis Cocker waarschijnlijk strontjaloers is. In een aantal songs op Matt Costa pakt de Amerikaan stevig uit met een orkestratie die Electric Light Orchestra naar de kroon steekt, maar Costa is ook niet bang voor een intiem folkliedje, een psychedelisch hoogstandje of een ultieme feelgood song vol invloeden uit de glamrock. Vergelijkingsmateriaal: Al Stewart, Donovan, Paul Simon, Paul McCartney, Nick Drake, Marc Bolan, Van Morrison, maar uiteindelijk toch vooral Matt Costa. Als ik moet kiezen tussen de vier platen die Matt Costa inmiddels heeft uitgebracht heb ik een probleem (want ik vind ze echt alle vier even mooi), maar als ik moet kiezen tussen Matt Costa en de meeste van zijn soortgenoten weet ik het wel. De Amerikaan had al drie briljante, maar helaas miskende, platen op zijn naam staan, en levert alsof het niets is nu ook de vierde af. Mijn advies: ga dit zo snel mogelijk horen. Het is overigens wel een duur advies, want als je deze plaat wilt hebben, volgen de andere drie onmiddellijk, let maar op. Erwin Zijleman




13 februari 2013

Grouper - The Man Who Died In His Boat

Dragging A Dead Deer Up A Hill van Grouper haalde ik ruim drie jaar geleden uit het jaarlijstje van Pitchfork. De wat sinister aandoende plaat met folky songs en bijna angstaanjagende achtergrondmuziek, was zeker geen lichte kost, maar wist me uiteindelijk steeds meer en steeds intenser te boeien. Het alter ego van de uit Portland, Oregon, afkomstige Liz Harris maakte sinds Dragging A Dead Deer Up A Hill nog drie platen, maar deze wisten me niet te bereiken. Haar nieuwe plaat, The Man Who Died In His Boat, deed dat wel en het is wederom een genoegen. Wanneer je tot deze conclusie komt ben je overigens al wel een stuk verder, want ook op The Man Who Died In His Boat maakt Grouper het de luisteraar weer niet makkelijk. The Man Who Died In His Boat is minstens net zo ver verwijderd van de min of meer standaard folksongs als Dragging A Dead Deer Up A Hill en is daarom op zijn minst wel even wennen. Grouper hypnotiseert op haar  nieuwe plaat met fluisterzachte songs die bestaan uit voornamelijk akoestische en atmosferische klanken en engelachtige fluisterzang. De muziek op de plaat heeft vaak een repeterend karakter, wat fraai contrasteert met de ongrijpbare zang. The Man Who Died In His Boat doet meer dan eens aan de muziek van bands als The Cocteau Twins en This Mortal Coil denken, maar mist het zo kenmerkende 80s geluid van deze bands en is bovendien wat zwaarder en donkerder. The Man Who Died In His Boat zet je niet op wanneer je even niet zo lekker in je vel zit, maar is een prima plaat om de dag mee af te sluiten, tenzij je bang bent voor de angstige dromen waarvoor Grouper iedere keer weer de soundtrack maakt. The Man Who Died In His Boat is net als het vorig jaar zo door mij bewonderde Ekstasis van Julia Holter een plaat die nauwelijks houvast geeft, maar op een gegeven moment dringt de plaat zich toch op en wordt de muziek van Grouper maar lastig te weerstaan. Het duurt waarschijnlijk nog wel even voor ik The Man Who Died In His Boat volledig heb kunnen doorgronden, maar dat dit een plaat is die door veel meer mensen gehoord moet gaan worden is voor mij inmiddels wel duidelijk. Liefhebbers van toegankelijke popmuziek en songs met een kop en een staart, kunnen hier voorlopig met een grote boog omheen lopen, maar voor een ieder die ook de wat lastiger te doorgronden muziek niet uit de weg gaat, valt er op het bezwerende en indringende The Man Who Died In His Boat van Grouper heel erg veel te genieten. Terwijl het voorzichtig begint te sneeuwen zet ik de plaat voor de zoveelste keer op. De impact groeit, terwijl de beelden alleen maar mooier en indrukwekkender worden. De muziek van Grouper is niet van deze wereld, maar als je je er voor open stelt van een bijna onwerkelijke schoonheid. Erwin Zijleman




12 februari 2013

Amatorski - TBC, 2013 Edition

TBC van de Belgische band Amatorski verscheen oorspronkelijk in het voorjaar van 2011 en was de opvolger van de een jaar eerder verschenen debuut EP Same Stars We Shared. Ik heb bijna twee jaar geleden veel gelezen over het debuut van Amatorski, maar ben op een of andere manier nooit aan het beluisteren van de plaat toe gekomen. Dat gebeurde pas nadat ik aan het begin van dit jaar een nieuwe versie van TBC in handen kreeg. TBC werd onlangs opnieuw uitgebracht in een nieuwe versie, die naast de songs van TBC ook de songs van de debuut EP Same Stars We Shared bevat. Na beluistering van de 11 songs op de nieuwe versie van TBC begreep ik eerlijk gezegd niet dat ik niet eerder werd betoverd door de muziek van Amatorski, maar gelukkig is het er alsnog van gekomen. Amatorski uit Gent maakt op haar debuut TBC aardedonkere muziek vol sprookjesachtige elementen. De plaat opent met tweeënhalve minuut muziek uit een soort speeldoos, maar langzaam maar zeker drijven de donkere wolken binnen. In de tweede trek doen ook de bijna minimalistisch uitgevoerde triphop achtige ritmes en de bijzonder mooie stem van zangeres Inne Eysermans hun intrede en duikt voor het eerst de naam Portishead op als vergelijkingsmateriaal. Dat is een vergelijking waar niet zo heel veel op valt af te dingen, al heeft Amatorski een duidelijk eigen geluid. Het geluid van Amatorski is over het algemeen uiterst sober, maar een tijdelijke uitbarsting is nooit ver weg. Het is knap hoe de band betoverend mooie klanken weet te combineren met een aardedonkere onderlaag en tussen deze lagen in valt steeds de prachtige stem van Inne Eysermans op. TBC is een plaat die het uitstekend doet op de achtergrond, maar in dat geval ontgaan je waarschijnlijk de meeste van de prachtige details die de band uit Gent in haar debuut heeft verstopt. Op TBC worden heel veel verschillende instrumenten ingezet, maar over iedere noot lijkt nagedacht. De muziek van Amatorski varieert van uiterst sober tot heerlijk vol, maar van overdaad of leegheid is nooit sprake. Zeker wanneer de band kiest voor meer jazzy klanken ligt de vergelijking met Portishead weer wat sterker voor de hand, maar als Amatorski vervolgens een enorme bak herrie over je uit stort ben je deze vergelijking meteen weer vergeten. Na de zeven prachtige tracks van TBC volgen zoals gezegd de vier tracks van de debuut EP van de band. Ook deze zijn stemmig en zonder uitzondering buitengewoon mooi, maar wel een stuk toegankelijker dan de tracks op TBC. Mijn advies is daarom om eerst naar Same Stars We Shared te luisteren en vervolgens pas te beginnen aan TBC. De conclusie kan uiteindelijk alleen maar zijn dat Amatorski prachtige muziek maakt met een uniek karakter. Het blijft vervelend dat ik er pas zo laat achter kom, maar het voordeel is dat de opvolger van TBC waarschijnlijk niet zo heel lang meer op zich laat wachten. Iedereen die TBC net als ik gemist heeft twee jaar geleden, mag deze nieuwe kans absoluut niet laten liggen. Erwin Zijleman




11 februari 2013

Talk Talk - Natural History / Natural Order

December is de ideale maand om compilaties uit te brengen. Andere releases zijn er nauwelijks en er worden nog eens relatief veel cd’s verkocht ook.  Het besluit om in de eerste week van januari een compilatie uit te brengen is dan ook op zijn minst bijzonder, maar het past op een of andere manier wel bij Talk Talk. De band uit Londen was gedurende haar bestaan (van 1981 tot 1991) altijd een wat vreemde eend in de bijt, maar maakte, zeker achteraf bezien, vijf bijzondere platen die alle vijf van hoog niveau waren en bovendien flink wat invloed hebben gehad op andere bands. Kort samengevat maakte de band een veelbelovend debuut (The Party’s Over uit 1982), een klassieker (It’s My Life uit 1984), een meesterwerk (The Colour Of Spring uit 1986) en twee onbegrepen platen die pas na enige tijd hun schoonheid bloot gaven (Spirit Of Eden uit 1988 en Laughing Stock uit 1991). Het oeuvre van de band werd samengevat op de compilatie Natural History, die oorspronkelijk al in 1990 verscheen. Natural History is nu opgepoetst en heeft bovendien gezelschap gekregen van Natural Order; een compilatie met wat obscuurder Talk Talk materiaal. De twee compilaties geven samen een aardig beeld van het oeuvre van Talk Talk en kan ik zeker aanbevelen aan een ieder die nog niets of nog niet al te veel van de band in huis heeft. Natural History bevat alle singles die de band uitbracht, waaronder grote hits als Such A Shame, Dum Dum Girl, It’s My Life, Living In Another World en Life’s What You Make It. De singles laten goed horen hoe Talk Talk zich gedurende haar bestaan ontwikkelde en laten bovendien een geluid horen dat nog maar weinig van haar glans heeft verloren. Veel muziek uit de jaren 80 klinkt hopeloos gedateerd, maar de singles van Talk Talk doen er wat mij betreft nog steeds toe. Op een DVD krijg je de bijbehorende videoclips, maar dat was eerlijk gezegd nooit het sterkste punt van de antihelden van Talk Talk.  Natural History concentreert zich voor een belangrijk deel op It’s My Life en The Colour Of Spring. Dat zijn met afstand de meest succesvolle platen van de band, maar ze vertellen maar een deel van het verhaal. De rest van het verhaal wordt deels verteld op Natural Order. Deze compilatie concentreert zich niet op de singles, maar op de experimentele B-kantjes en album tracks. Natural Order is samengesteld door voorman Mark Hollis zelf (die zich ten tijde van de release van Natural History in 1990 nog fel verzette tegen het uitbrengen van een compilatie en een cd met remixes (Natural History Revisited) zelfs uit de winkels wist te krijgen) en ik moet zeggen dat hij dit op smaakvolle wijze heeft gedaan. Natural Order biedt prachtige atmosferische popmuziek, die steeds iets experimenteler wordt. Met name voor de tracks van Spirit Of Eden en Laughing Stock geldt dat het lastig is om deze te isoleren uit het geheel waarvan ze deel uit maakten, maar echt storend is het niet. Door de B-kantjes is Natural Order uiteindelijk ook interessant voor fans van de band die alleen de vijf reguliere albums in huis hebben, maar het is ook een onmisbare aanvulling voor een ieder die denkt er met Natural History wel te zijn. Voor beide platen moet samen zo’n 35 euro worden neergeteld. Voor dat bedrag koop je ook de vijf reguliere platen van de band. In beide gevallen hoef je je niet bekocht te voelen, want alles wat Talk Talk gedurende haar bestaan heeft gemaakt is zijn geld meer dan waard. Erwin Zijleman








10 februari 2013

Richard Thompson - Electric

Het is een enorme stapel platen die de Britse muzikant Richard Thompson inmiddels op zijn naam heeft staan en tussen al deze platen moet je echt zoeken naar de wat mindere platen. Richard Thompson stond halverwege de jaren 60 aan de basis van de legendarische folkrock band Fairport Convention (waarmee hij tekende voor een aantal klassiekers), maar maakt al vanaf het begin van de jaren 70 soloplaten, zo nu en dan afgewisseld door een duoplaat met zijn toenmalige vrouw Linda. Dat leverde met name in de jaren 70 en 80 een indrukwekkende serie klassiekers op met, voor mij persoonlijk, het samen met Linda gemaakte I Want To See The Bright Lights Tonight uit 1974 als onbetwist hoogtepunt. In het grootste deel van de jaren 90 verkeerde Thompson niet in grootse vorm (maar dat geldt op één of andere manier voor veel grote muzikanten, kijk bijvoorbeeld maar eens naar de oeuvres van Bruce Springsteen en Bob Dylan), maar aan het eind van het decennium wist de Brit zich weer te herpakken, om de goede vorm vervolgens tot vandaag de dag vast te houden. Richard Thompson wordt dit jaar 64, maar laat met zijn nieuwe plaat Electric horen dat hij nog wel even mee kan. Electric volgt op het prachtige Sweet Warrior uit 2007 en de verassend sterke live plaat Dream Attic uit 2010. Voor Electric is Thompson uitgeweken naar het Amerikaanse rootslabel New West label en wist hij niemand minder dan Buddy Miller als producer te strikken. Naast de muzikanten die ook al op Dream Attic van de partij waren, zijn er op Electric gastbijdragen van onder andere Stuart Duncan, Siobhan Maher-Kennedy (River City People) en Alison Krauss te horen. Op basis van het bovenstaande verwacht je een plaat die de Amerikaanse rootsmuziek omarmt en de Britse folkmuziek vergeet, maar dat is maar zeer ten dele het geval. Electric bevat een aantal Amerikaans klinkende songs met invloeden uit de bluegrass en country, maar Richard Thompson verloochent zijn afkomst zeker niet en pakt ook uit met songs waarin invloeden uit de Britse folk en Keltische volksmuziek domineren om hiernaast ook nog eens uit te passen met bijna funky songs. De titel van de plaat dekt de lading maar ten dele. Zeker de songs waarin Thompson met drummer Michael Jerome en bassist Taras Prodaniuk als trio opereert zijn elektrisch en dynamisch, maar Electric bevat ook een aantal akoestische tracks. Snelle beslissers krijgen een bonus-disc met een aantal extra, en in de meeste gevallen net wat traditioneler klinkende songs. Richard Thompson wordt al een aantal decennia gerekend tot de meest creatieve gitaristen op deze aardbol en ook Electric laat weer veelvuldig horen waarom dit zo is. De hoge kwaliteit van de songs en de mooie verhalen van een gelouterd muzikant doen de rest. Electric is een volgend hoogtepunt in het al zo imposante oeuvre van Richard Thompson en is als je het mij vraagt net zo onmisbaar als de meeste van zijn voorgangers. Erwin Zijleman






09 februari 2013

Ronnie Fauss - I Am The Man You Know I’m Not

In mijn zoektocht naar minder bekende, maar wel hele goede, muzikanten in het Amerikaanse rootssegment, ben ik deze week terecht gekomen in Dallas, Texas. Dallas is de thuisbasis van ene Ronnie Fauss, die met I Am The Man You Know I’m Not een hele sterke plaat heeft afgeleverd. Volgens de muzikant zelf kwam de belangrijkste inspiratie bij het opnemen van I Am The Man You Know I’m Not voornamelijk van wat oudere platen van Neil Young, Gram Parsons en Steve Earle, die tussen de opnames in Nashville, Tennessee, uit de speakers knalden. Van deze namen hoor ik in eerste instantie vooral Steve Earl terug, maar de twee andere grootheden volgen snel, in gezelschap van onder andere John Prine en Townes van Zandt. Ronnie Fauss maakt op I Am The Man You Know I’m Not vooral lekker in het gehoor liggende up-tempo songs met vooral invloeden uit de folk, (alt-)country en rootsrock, die opvallen door de lekker volle instrumentatie met heel veel snaren (naast elektrische gitaren ook een buitengewoon trefzekere pedal steel) en een enkele strijker en de krachtige stem van Ronnie Fauss, die is voorzien van een mooi rauw randje. I Am The Man You Know I’m Not staat vol met songs die je na een keer horen dierbaar zijn. Deels vanwege het mooie gloedvolle geluid en deels vanwege de mooie stem van Ronnie Fauss, maar zeker ook vanwege de aanstekelijke songs en de teksten die een mooi beeld geven van het (over)leven in het hedendaagse Amerika. Het zijn de up-tempo en licht rockende songs op de plaat die in eerste instantie het makkelijkst overtuigen, maar ook een tot op het bot ontroerende ballad gaat Ronnie Fauss niet uit de weg, wat het best uit de verf komt in zijn werkelijk prachtige vertolking van het van Gram Parsons bekende Sin City, waarin Lilly Hiatt (de dochter van John) op prachtige wijze de oorspronkelijke zanglijnen van Emmylou Harris invult. I Am The Man You Know I’m Not is zoals gezegd een plaat die heel makkelijk weet te overtuigen, maar het is ook een plaat die nog lang weet door te groeien. Bij eerste beluistering vond ik I Am The Man You Know I’m Not vooral een hele aangename plaat, maar inmiddels weet ik niet meer zo goed wat Ronnie Fauss nu precies minder doet dan de allergrootsten in het genre. Ronnie Fauss is dan ook een muzikant om vanaf nu nauwlettend in de gaten te houden. Zijn I Am The Man You Know I’m Not is een plaat om te koesteren, zeker voor een ieder die de Amerikaanse rootsmuziek in het hart heeft gesloten. Erwin Zijleman

I Am The Man You Know I'm Not is met een beetje geluk in de Nederlandse platenzaak te vinden. Als je hem daar niet aantreft is iTunes (https://itunes.apple.com/us/album/i-am-the-man-you-know-im-not/id558295449) een interessante optie.



08 februari 2013

Jacco Gardner - Cabinet Of Curiosities

In binnen- en buitenland wordt al enige tijd vol verwachting uitgekeken naar het debuut van de Nederlandse muzikant Jacco Gardner. Als zelfs de Amerikaanse muzieksite Pitchfork in de rij staat om het debuut van de Nederlander te recenseren, moet er haast wel iets bijzonders aan de hand zijn. Na beluistering van Cabinet Of Curiosities kan ik me alleen maar aansluiten bij alle lovende woorden die al zijn opgeschreven over het debuut van Jacco Gardner. Cabinet Of Curiosities is immers in meerdere opzichten een bijzondere of zelfs sensationele plaat. Jacco Gardner is pas 24, maar neemt je op zijn debuut mee naar een periode die heel ver voor zijn geboortedatum ligt. Cabinet Of Curiosities is al vergeleken met het werk van Syd Barrett en Brian Wilson, maar namen als Love, The Zombies en Van Dyke Parks zijn minstens even treffend en hetzelfde geldt eigenlijk voor vrijwel iedere band die een plekje op de roemruchte Nuggets verzamelaars van het al even roemruchte Elektra label wist te bemachtigen. Stop Cabinet Of Curiosities in de cd speler en je waant je onmiddellijk in de jaren 60. De psychedelische pop van Jacco Gardner tovert beelden van vloeistofdia’s en the summer of love op het netvlies en betovert vrijwel direct. Het is razend knap hoe Jacco Gardner deze muziek uit een heel ver verleden laat herleven, maar het is misschien nog wel knapper hoe tijdloos het allemaal klinkt. Zo tijdloos dat het soms bijna eigentijds is. Cabinet Of Curiosities is een plaat waarvan je eigenlijk alleen maar kunt houden. Alles klinkt even aangenaam en bedwelmend, zodat wegdromen eigenlijk de enige optie is. Het muzikale spectrum waarbinnen Jacco Gardner opereert is niet het enige dat opvalt bij beluistering van Cabinet Of Curiosities. De plaat klinkt nagenoeg perfect en valt op door een rijk instrumentarium, waarin de tegenwoordig nauwelijks meer gebruikte mellotrons, klavecimbels en klokkenspelen (overigens allemaal elektronisch gegenereerd)  een belangrijke rol spelen, en een nagenoeg perfecte productie. Op de cover van de plaat zijn naar verluid een flink aantal dieren verstopt, maar het ontdekken van alle instrumenten en andere toevoegingen in het prachtige geluid van Jacco Gardner is een minstens even boeiende (en lastige) bezigheid. De hierboven genoemde bands waren in de jaren 60 al niet vies van een lekker vol geluid, maar Jacco Gardner gaat op Cabinet Of Curiosities nog een stapje verder en weet moderner klinkende synths op bijzondere wijze te integreren in zijn geluid. Cabinet Of Curiosities staat vol met songs die je onmiddellijk weten te veroveren, maar het zijn ook stuk voor stuk songs die de fantasie vrijwel eindeloos blijven prikkelen. Het verwerken van invloeden uit de 60s psychedelica is de laatste jaren eerder regel dan uitzondering, maar een plaat van het niveau van Cabinet Of Curiosities levert dit maar zeer zelden op. Het debuut van Jacco Gardner verschijnt in Nederland op het Excelsior label, dat met Cabinet Of Curiosities voor de zoveelste keer een ultieme lenteplaat in handen heeft. Anders dan alle vorige, maar het gelukzalige gevoel is gebleven. Het zuinige Pitchfork geeft het debuut van Jacco Gardner uiteindelijk een 7,2. Ik denk persoonlijk meer aan de perfecte tien. Cabinet Of Curiosities heeft immers alles in huis om uit te groeien tot een parel in het al zo rijk bedeelde genre. Erwin Zijleman






07 februari 2013

Kashmere Hakim - Travelling Man

Bijna tweeënhalf jaar geleden recenseerde ik op deze BLOG The Hillsinger, de debuut EP van de Nederlandse singer-songwriter Kashmere Hakim. De zes songs op The Hillsinger waren diep geworteld in de jaren 60 en 70 en van een bijna ongekende schoonheid. Ik kon daarom destijds bijna niet wachten op meer, maar heb toch het nodige geduld moeten hebben. Deze week verschijnt, bijna uit het niets, Travelling Man. De tweede release van de Amsterdammer met Marokkaanse roots telt zeven songs en klokt in totaal nog geen 25 minuten. Dat is misschien niet veel, maar het is wel 25 minuten lang muziek van een zeer hoog niveau. Vergeleken met The Hillsinger is de muziek op Travelling Man iets meer aangekleed, al moet de muziek van Kashmere Hakim het nog altijd vooral hebben van eenvoud, intensiteit en emotie. In de openingstrack bezingt Kashmere Hakim de geboorteplaats van zijn ouders, het Marokkaanse Marrakesh, maar zijn muzikale invloeden haalt de vanuit Amsterdam opererende singer-songwriter heel ergens anders vandaan. Ook Travelling Man herinnert weer aan de muziek van vooral Nick Drake en Tim Buckley, maar ook Cat Stevens en Donovan zijn nooit heel ver weg. De songs op Travelling Man moeten het, net als die op The Hillsinger, vooral doen met akoestische gitaar en de hele mooie stem van Kashmere Hakim (die bestaat uit gelijke delen Cat Stevens, Nick Drake en Tim Buckley), maar er is dit keer meer aandacht besteed aan de productie en de instrumentatie. Voor de productie tekende Ro Halfhide, die we onder andere kennen van Lucky Fonz III en hij zorgt voor de toefjes slagroom op de taart. Dit uit zich onder andere in fraaie achtergrondvocalen van Rebecca Sier in de twee duetten op de plaat, een rootsy banjo die de muziek van Kashmere Hakim tijdelijk van het Verenigd Koninkrijk naar de Verenigde Staten sleept en een bij vlagen lekker scheurende gitaar (in het verrassend bluesy Mailman). Wat tweeënhalf jaar geleden voor The Hillsinger gold, geldt ook weer voor Travelling Man: de muziek van Kashmere Hakim loopt over van de belofte en smaakt onmiddellijk naar veel en veel meer. Iedereen die destijds, net als ik, heeft genoten van The Hillsinger, zal waarschijnlijk alleen maar meer genieten van Travelling Man. Een ieder die The Hillsinger heeft gemist, heeft inmiddels 40 minuten prachtmuziek van Kashmere Hakim gemist. Er zijn de afgelopen maanden heel veel uitstekende singer-songwriter platen verschenen, maar Travelling Man van Kashmere Hakim kan de concurrentie met al deze platen met gemak aan. Kashmere Hakim is een groot en oorspronkelijk talent. Zijn beide platen onderstrepen dit op buitengewoon fraaie en indringende wijze. Erwin Zijleman

Travelling Man van Kashmere Hakim ligt helaas nog niet in de winkel, maar kan in digitale of fysieke vorm in huis worden gehaald via de sites van onder andere cdbaby (http://www.cdbaby.com/cd/travellingman), bandcamp (http://kashmerehakim.bandcamp.com) en iTunes (https://itunes.apple.com/us/album/travelling-man/id597787825?uo=4). Doen!


06 februari 2013

Elliott BROOD - Days Into Years

Heel even was ik verbaasd dat de Canadese band Elliott BROOD nog niet vertegenwoordigd was op deze BLOG, maar zo gek is dat eigenlijk niet. De eerste twee platen van de band (Ambassador en Mountain Meadows) verschenen voor de geboorte van deze BLOG, terwijl het oorspronkelijk al in 2011 verschenen Days Into Years in Nederland tot dusver nauwelijks aandacht heeft gekregen en nu pas officieel wordt uitgebracht. Dat is bijzonder, zeker wanneer ik me bedenk hoe warm het debuut van de band in 2005 werd onthaald. Ambassador werd destijds vergeleken met alt-country pionier Uncle Tupelo en met de bezwerende muziek van Sixteen Horsepower. Days Into Years borduurt nog voor een deel voort op het zo goed ontvangen debuut, maar laat ook een nieuw geluid horen. Gebleven zijn de mix van akoestische en elektrische instrumenten, de vaak wat bezwerende songs en het aangename rammelgehalte van de muziek van de Canadezen. Waar op Ambassador de akoestische snareninstrumenten het wonnen van de elektrische, trekken ze op Days Into Years aan het kortste eind. Days Into Years is een plaat waarop de alt-country van Elliott BROOD wordt gedomineerd door elektrische gitaren en persoonlijk bevalt het me wel. Days Into Years heeft af en toe wel wat van de muziek van Neil Young en zijn Crazy Horse en doet in de wat lichtvoetigere momenten denken aan de muziek van The Jayhawks. Zeker niet het minste vergelijkingsmateriaal. De muziek van Elliott BROOD rammelt net wat minder dan in het verleden, maar klinkt gelukkig nog altijd energiek en ongepolijst. Ambassador was uiteindelijk een plaat voor bijzondere gelegenheden, maar Days Into Years blijf ik momenteel draaien. De plaat werd geïnspireerd door de bezoeken die de band een aantal jaren geleden bracht aan de Canadese oorlogsgraven in België en Frankrijk en heeft hierdoor een wat donkere ondertoon, maar een deprimerende plaat is het zeker niet. Bij beluistering van de plaat heb ik tot dusver een duidelijke voorkeur voor de songs met flink wat gitaargeweld en solo’s waarvoor Neil Young zich niet zou schamen, maar ook de wat meer ingetogen songs op de plaat winnen steeds meer aan kracht. Er zijn op het moment niet heel veel echt grote alt-country bands, maar Elliott BROOD rammelt met Days Into Years nadrukkelijk aan de poort. Gezien het hoge niveau van de plaat is het wonderlijk dat we meer dan een jaar op de Nederlandse release van de plaat hebben moeten wachten, maar gelukkig is het er toch nog van gekomen. Liefhebbers van de betere alt-country adviseer ik dan ook nadrukkelijk om de derde plaat van Elliott BROOD te gaan beluisteren en om de band de komende weken aan het werk te gaan zien op de Nederlandse podia. Erwin Zijleman

Elliott BROOD staat de komende dagen en aan het eind van de maand op de Nederlandse podia:
07-02-2013: Middelburg, Kaffee 't Hof
08-02-2013: Amsterdam, Paradiso
23-02-2013: Deventer, Het Burgerweeshuis
24-02-2013: Venlo, Perron55
01-03-2013: Den Haag, Paard van Troje




05 februari 2013

Jim James - Regions Of Light And Sound Of God

Jim James kennen we tot dusver als voorman van My Morning Jacket, als lid van de gelegenheidsformatie Monsters Of Folk (komt er nog een opvolger van het prachtige debuut uit 2009?), als gastmuzikant op talloze platen of heel misschien als de muzikant die als Yim Yames een prachtig eerbetoon aan George Harrison uitbracht en vervolgens bijdroeg aan de fraaie selectie Woody Guthrie covers op New Multitudes (samen met Jay Farrar, Will Johnson en Anders Parker). In 2008 was Jim James lange tijd uit de roulatie vanwege een val van het podium tijdens een concert van My Morning Jacket en dat gaf hem de tijd om na te denken over een soloplaat. Tijdens zijn revalidatie kreeg hij het boek God's Man van Lynd Ward in handen en dit plaatjesboek uit 1929, waarin James zijn eigen levensverhaal herkende, inspireerde hem uiteindelijk tot de eerste soloplaat onder zijn eigen naam. Regions Of Light And Sound of God is een fascinerende conceptplaat geworden, die absoluut iets toevoegt aan de muziek die Jim James tot dusver heeft gemaakt. De plaat opent met een eenvoudig pianoloopje en zang, maar wordt vervolgens steeds verder opgetuigd. Het is een vaardigheid die we van My Morning Jacket kennen, maar ook in zijn uppie beheerst Jim James deze vaardigheid tot in de perfectie. Regions Of Light And Sound Of God bevat muziek die nauwelijks in een hoekje is te duwen. De plaat heeft een 60s en 70s geluid met invloeden uit de psychedelica, soul, funk, 50s rock 'n roll, funk, filmmuziek, space rock, jazz en pop en biedt nauwelijks aanknopingspunten met de muziek die Jim James tot dusver heeft gemaakt. Regions Of Light And Sound Of God is zo'n plaat die direct lekker klinkt, maar het duurt even voor je weet wat je met de plaat aan moet. In eerste instantie was ik vooral op zoek naar vergelijkingsmateriaal uit een ver verleden. Dat vergelijkingsmateriaal is volop te vinden, maar het maakt het beluisteren van Regions Of Light And Sound Of God tot een versnipperde luisterervaring. De plaat komt beter tot zijn recht wanneer je je afsluit van de wereld en het verleden even vergeet. De eerste soloplaat van Jim James blijkt dan een buitengewoon avontuurlijke luistertrip die je steeds weer andere kanten op sleurt en die uiteindelijk garant staat voor bijna 40 minuten ultiem luisterplezier. Jim James heeft zijn eerste soloplaat alleen in elkaar geknutseld en heeft dat knap gedaan. De basis is sober met volop ruimte voor zijn unieke zang (van fluisterzacht tot een alles uit de kast halende crooner), maar de kracht zit in de details. Dit zijn de ene keer honingzoete strijkers en blazers of fraai gesamplede drums, maar uiteindelijk springen vooral de gitaarlijnen, die variëren van funky tot bijtend, in het oor. De verhaallijn ontgaat me nog steeds grotendeels, maar daar heb ik wel vaker last van bij conceptplaten. Het gaat uiteindelijk om de muziek en die is prachtig. Jim James liet al eerder horen dat hij in meerdere muzikale settings uitstekend uit de voeten kan. De unieke setting van Regions Of Light And Sound Of God onderstreept dat nog iets nadrukkelijker. Bijzondere plaat. Erwin Zijleman